Vervangende machtiging uitbouw appartement

Je bekijkt nu Vervangende machtiging uitbouw appartement

Voor het verrichten van bepaalde handelingen heeft een appartementseigenaar de medewerking of toestemming nodig van de VvE of haar organen. Voor het aanpassen van de gemeenschappelijke gedeelten van een appartementengebouw, waarvan bij een uitbouw veelal sprake zal zijn, heeft de eigenaar volgens het splitsingsreglement in elk geval de toestemming van de andere eigenaren nodig.

Vervangende machtiging op grond van artikel 5:121 BW

Wanneer het merendeel van de eigenaren geen goedkeuring geeft en hierdoor in de vergadering van eigenaars de vereiste meerderheid niet wordt verkregen, dan biedt artikel 5:121 BW mogelijk uitkomst. Op grond van artikel 5:121 BW kan die (geweigerde) toestemming namelijk worden vervangen door een machtiging van de kantonrechter. Deze machtiging kan worden verleend, indien de toestemming zonder redelijke grond wordt geweigerd.

In de uitspraak van het Gerechtshof van 6 november 2012 ging het om de vraag of een eigenaar terecht een vervangende machtiging voor de uitbouw van haar appartement heeft gekregen. Aan de orde was het volgende.

De eigenaar heeft in de vergadering van eigenaars toestemming verzocht om zijn appartement op de begane grond uit te mogen breiden door verplaatsing van de gemeenschappelijke buitengevel tot aan de rand van het bovenliggende balkon. De vergadering heeft die toestemming met meerderheid van stemmen geweigerd. De eigenaar heeft dit besluit aan de kantonrechter voorgelegd, die het vervolgens heeft vernietigd en tevens een vervangende machtiging heeft verleend voor het realiseren van de uitbouw. De VvE heeft tegen deze beschikking hoger beroep ingesteld.

Niet-ontvankelijk wegens overschrijding beroepstermijn

De eigenaar heeft gesteld dat alleen tegen de beschikking als geheel in hoger beroep kan worden gekomen en dat voor alle daarin vervatte afzonderlijke beslissingen de beroepstermijn van artikel 5:130 BW heeft te gelden. Het hof acht dit standpunt in strijd met het gesloten stelsel van rechtsmiddelen en oordeelt als volgt.

De beschikking van de kantonrechter bestaat uit twee beslissingen. Enerzijds de beslissing tot vernietiging van het besluit van de vergadering, waartegen ingevolge artikel 5:130 lid 3 BW gedurende één maand hoger beroep openstaat en anderzijds de vervangende machtiging, waarvan de beroepstermijn volgens artikel 358 lid 2 Rv. drie maanden bedraagt.

De VvE heeft pas na bijna twee maanden hoger beroep ingesteld, zodat het hof de VvE terzake de vernietigingsbeschikking niet-ontvankelijk heeft verklaard wegens overschrijding van de termijn van artikel 5:130 lid 3 BW. De VvE is wel ontvankelijk in haar beroep tegen de vervangende machtiging, omdat dit binnen de termijn van drie maanden aanhangig is gemaakt.

De eigenaar heeft in deze procedure verder nog aangevoerd, dat de VvE in haar beroep tegen de machtigingsbeschikking niet-ontvankelijk zou moet worden verklaard, aangezien zij niet over de vereiste voorafgaande machtiging van de vergadering van eigenaars beschikte. Het hof is hierin niet meegegaan, nu de vergadering van eigenaars het instellen van hoger beroep achteraf bij meerderheid heeft bekrachtigd en dit besluit niet nietig is gebleken, noch de vernietiging ervan is ingeroepen.

Vervangende machtiging onherroepelijk

De niet-ontvankelijkheid van de VvE had wel grote gevolgen voor de uitkomst van de procedure. Als gevolg van de niet-ontvankelijkverklaring, is de beschikking voor betreft de vernietiging van het weigeringsbesluit in kracht van gewijsde gegaan. Hierdoor is ook het aan dit besluit ten grondslag liggende oordeel dat de vergadering van eigenaars in strijd met de redelijkheid en billijkheid heeft gehandeld door de eigenaar de toestemming voor de uitbouw te weigeren in kracht van gewijsde gegaan. De in hoger beroep door de VvE aangedragen argumenten kunnen er daarom niet toe leiden dat het hof met betrekking tot de machtigingsbeschikking tot een ander oordeel komt, zodat het hof de verleende machtiging in stand heeft gelaten.

Bijdragen in de proceskosten?

Mede in verband met de niet-ontvankelijkheid van de VvE heeft de eigenaar in deze procedure verzocht om te worden vrijgesteld van zijn bijdrage in de proceskosten, die de VvE aan hem verschuldigd is. Het hof heeft dit verzoek afgewezen met de motivatie dat de VvE een rechtspersoon is, die de organisatiestructuur van de gemeenschap van eigenaars omvat. De eigenaar is van rechtswege lid van de VvE en uit dien hoofde gehouden om bij te dragen in alle schulden en kosten van de VvE in de verhouding zoals binnen de VvE is bepaald.

Vragen of rechtsbijstand?

De advocaten van Insight Legal zijn gespecialiseerd in het appartementsrecht. Heeft u een vraag over de vervangende machtiging of wilt u advies, dan wel rechtsbijstand in een procedure (als eigenaar of VvE), neem dan geheel vrijblijvend en kosteloos contact met ons op.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM

Sector civiel recht

zaaknummer gerechtshof 200.102.669

(zaaknummer rechtbank 760476)

beschikking van de tweede civiele kamer van 6 november 2012

inzake

de vereniging

Vereniging van Eigenaars Appartementengebouw [adres],

gevestigd te [plaats],

appellante in het principaal hoger beroep,

geïntimeerde in het incidenteel hoger beroep,

hierna: de VvE,

advocaat: mr. y,

tegen:

[X],

wonende te [woonplaats],

geïntimeerde in het principaal hoger beroep,

appellante in het incidenteel hoger beroep,

hierna: [X],

advocaat: mr. D.J. van den Bosch,

en als belanghebbenden:

1. [belanghebbende sub 1],

2. [belanghebbende sub 2],

3. [belanghebbende sub 3],

4. [belanghebbende sub 4],

5. [belanghebbende sub 5],

6. [belanghebbende sub 6],

7. [belanghebbende sub 7],

8. [belanghebbende sub 7],

9. [belanghebbende sub 9],

10. [belanghebbende sub 10],

11. [belanghebbende sub 11],

12. [belanghebbende sub 12],

13. [belanghebbende sub 13],

14. [belanghebbende sub 14],

15. [belanghebbende sub 15],

16. [belanghebbende sub 16],

17. [belanghebbende sub 17],

18. [belanghebbende sub 18],

allen wonende te [woonplaats].

1.  Het geding in eerste aanleg

Voor het geding in eerste aanleg verwijst het hof naar de inhoud van de beschikking van 3 januari 2012 die de kantonrechter van de rechtbank Utrecht, locatie Utrecht, tussen [X] als verzoekster enerzijds en de VvE als verweerster anderzijds heeft gegeven.

2.  Het geding in hoger beroep

2.1  Het verloop van het geding in hoger beroep blijkt uit:

– het op 21 februari 2012 ingekomen beroepschrift van de VvE tevens houdende grieven, met producties,

– het verweerschrift, tevens houdende incidenteel hoger beroep, van [X], met een productie,

– het verweerschrift in het incidenteel hoger beroep van de VvE.

2.2  De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 10 september 2012. Bij die gelegenheid hebben partijen de zaak mondeling doen toelichten door hun voornoemde advocaten, waarbij mr. Van den Bosch pleitaantekeningen in het geding heeft gebracht. Verschenen zijn ook de belanghebbenden onder 1, 2, 4, 5, 6, 8, 9, 11, 14 en 16.

Mr. Veling heeft voorafgaand aan de zitting aan mr. Van den Bosch en het hof de producties de producties 11, 12 en 13 gezonden, terwijl mr. Van den Bosch aan zijn pleitaantekeningen een kadastraal overzicht heeft gehecht. Beide advocaten hebben aangegeven dat zij geen bezwaar hebben tegen het in het geding brengen van die door hun tegenpleiter ingebrachte stukken, waarna het hof aan ieder van hen akte tot inbreng van die stukken heeft verleend.

2.3  Vervolgens heeft het hof beschikking bepaald.

3.  De vaststaande feiten

3.1  Als enerzijds gesteld en anderzijds niet of onvoldoende betwist staan in hoger beroep de navolgende feiten vast.

3.2  [X] is appartementseigenaar met betrekking tot het appartement [adres] te [woonplaats] en als zodanig gerechtigd tot het uitsluitend gebruik van dat appartement op de begane grond met berging en tuin.

3.3  Als appartementseigenaar is [X] van rechtswege lid van de VvE.

3.4  Op 26 mei 2011 heeft [X] in de algemene vergadering van eigenaars toestemming verzocht voor het realiseren van een uitbouw om haar appartement uit te breiden, waarbij door verplaatsing van de gemeenschappelijke buitengevel uitbreiding zal plaatsvinden op haar privégrond tot aan de rand van het bovenliggende balkon. Bij meerderheid van stemmen heeft de vergadering die toestemming geweigerd.

4  De motivering van de beslissing in hoger beroep

in principaal en incidenteel hoger beroep

4.1  Bij de beschikking van 3 januari 2012 is vernietigd het besluit van 26 mei 2011 waarbij de algemene vergadering van eigenaars aan [X] toestemming heeft geweigerd voor het realiseren van een uitbouw en vervangende machtiging verleend voor het realiseren van die uitbouw. Daarbij is tevens beslist tot compensatie van de proceskosten.

in principaal hoger beroep

4.2  De beschikking van 3 januari 2012 bevat twee te onderscheiden beslissingen: een vernietigings- en een machtigingsbeslissing. Tegen de beschikking van 3 januari 2012 staat hoger beroep open dat volgens 358 lid 2 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering binnen drie maanden moet worden ingesteld, maar tegen de daarin vervatte vernietigingsbeschikking kan volgens artikel 5:130 lid 3 Burgerlijk Wetboek slechts binnen een maand hoger beroep worden ingesteld. Voor beide beslissingen geldt aldus een verschillende wettelijke beroepstermijn. Nu het hoger beroep tegen de beschikking van 3 januari 2012 eerst op 21 februari 2012 is ingesteld, zal de VvE in haar hoger beroep tegen de daarin vervatte vernietigingsbeschikking niet-ontvankelijk worden verklaard. Alleen de machtigingsbeschikking ligt dus ter beoordeling aan het hof voor. Voor zover partijen menen dat alleen tegen de beschikking van 3 januari 2012 als geheel in hoger beroep kan worden gekomen en dat voor de daarin vervatte afzonderlijke beslissingen slechts één gelijke beroepstermijn kan gelden, oordeelt het hof dat onjuist en in strijd met het gesloten stelsel van rechtsmiddelen.

4.3  [X] voert aan dat het bestuur van de VvE voor het instellen van het hoger beroep niet de daartoe volgens artikel 41 lid 4 Splitsingsreglement vereiste voorafgaande machtiging van de vergadering van eigenaars heeft gekregen. Dit leidt er echter niet toe dat de VvE in haar hoger beroep tegen de machtigingsbeschikking niet-ontvankelijk moet worden verklaard, nu de vergadering van eigenaars de instelling van het hoger beroep op 15 maart 2012 heeft bekrachtigd. Dat niet alle eigenaars tevreden zijn over de gang van zaken voorafgaand aan en op die vergadering, laat onverlet dat de vergadering van eigenaars dat bekrachtigings-besluit toen rechtsgeldig bij meerderheid heeft genomen. Er is ook niet gesteld dat dit bekrachtigingsbesluit nietig is of dat daarvan de vernietigbaarheid is ingeroepen.

4.4  In hoger beroep voert [X] in haar verweerschrift aan dat de vernietigingsbeschikking de hoofdbeslissing is, dat de machtigingsbeschikking de nevenbeslissing is, dat het onwenselijk is dat dan de mogelijkheid bestaat dat met betrekking tot die beide beschikkingen verschillend zou worden beslist en dat de machtigingsbeschikking niet mag worden getoetst zonder de vernietigingsbeschikking daarbij te betrekken. Daarbij betoogt [X] verder dat de aan de vernietigingsbeschikking ten grondslag liggende beslissing om de geweigerde toestemming strijdig te achten met de jegens haar in acht te nemen redelijkheid en billijkheid, ook inhoudt dat de vergadering van eigenaars haar medewerking of toestemming voor de uitbouw zonder redelijke grond heeft geweigerd zodat de machtigingsbeschikking terecht is gegeven. Hiermee heeft [X] zich in haar verweerschrift impliciet beroepen op het gezag van gewijsde van de vernietigingsbeschikking, welk beroep zij op de mondelinge behandeling expliciet heeft verwoord (vgl. de pleitaantekeningen van mr. Van den Bosch onder 11).

4.5  Nu de VvE in haar hoger beroep daartegen niet-ontvankelijk zal worden verklaard, is de vernietigingsbeschikking in kracht van gewijsde gegaan. Hierdoor heeft het daaraan ten grondslag liggende oordeel dat de vergadering van eigenaars met haar weigering om toestemming te verlenen voor het realiseren van de verzochte uitbouw als zodanig jegens [X] heeft gehandeld in strijd met de binnen de VvE jegens [X] in acht te nemen redelijkheid en billijkheid, gezag van gewijsde verkregen. De VvE wil dat het hof met betrekking tot de machtigingsbeschikking zelfstandig toetst of de vergadering van eigenaars haar medewerking of toestemming voor de uitbouw zonder redelijke grond heeft geweigerd en dat het hof op basis van die beoordeling de machtigingsbeschikking zal vernietigen, maar zij miskent hiermee dat die toetsing zich in dit geval toespitst op de al in de vernietigingsbeschikking beantwoorde vraag of de vergadering van eigenaars met de geweigerde toestemming voor het realiseren van de verzochte uitbouw jegens [X] heeft gehandeld in strijd met de binnen de VvE jegens [X] in acht te nemen redelijkheid en billijkheid. Dat de VvE de daartoe in het kader van de vernietigingsbeschikking al aangevoerde argumenten thans herhaalt en na-der uitbouwt, laat onverlet dat het in de vernietigingsbeschikking vervatte oordeel dat de vergadering van eigenaars met de geweigerde toestemming jegens [X] heeft gehandeld in strijd met de binnen de VvE jegens [X] in acht te nemen redelijkheid en billijkheid gezag van gewijsde heeft verkregen. Ook de nadere argumenten van de VvE kunnen er niet toe leiden dat het hof over hetzelfde geschilpunt in het kader van de machtigingsbeschikking tot een ander oordeel komt, zodat het hof van dat onherroepelijk geworden oordeel moet uitgaan en het andersluidende standpunt van de VvE moet passeren. De bedoelde argumenten behoeven daarom geen afzonderlijke bespreking.

4.6  Bij deze stand van zaken komt het hof niet toe aan bewijslevering of de door de VvE voorgestelde plaatsopneming. Dit alles maakt dat de door de VvE toegelichte grieven I tot en met VI falen.

in incidenteel hoger beroep

4.7  [X] komt met haar grieven I en II op tegen het feit dat de in de beschikking van 3 januari 2012 vervatte beslissingen niet uitvoerbaar bij voorraad zijn verklaard en dat de VvE niet in de kosten van de door haar ingeschakelde architect is veroordeeld.

4.8  Nu [X] in eerste aanleg niet om die uitvoerbaarheid bij voorraad heeft verzocht, zal het incidenteel hoger beroep worden verworpen. In zoverre faalt grief II van [X].

4.9  De beschikking van 3 januari 2012 kan in hoger beroep (alsnog) uitvoerbaar bij voorraad worden verklaard. Het daartoe door [X] gedane verzoek is als niet genoegzaam weersproken ook toewijsbaar. In zoverre slaagt het onder de toelichting op grief II geformuleerde verzoek van [X].

4.10  Na de bij brief van 24 oktober 2011 gedane wijziging heeft [X] in eerste aanleg verzocht om de VvE te veroordelen in de kosten van de door haar (na de mondelinge behandeling in eerste aanleg) ingeschakelde architect ad € 1.285,20. Nu deze in de beschikking van 3 januari 2012 niet is toegekend, bevat die beschikking tevens de (impliciete) afwijzing van [X]s verzoek om de VvE te veroordelen in die architectkosten. [X] grondt haar verzoek erop dat de VvE zonder redelijke grond heeft geweigerd om naar aanleiding van de in haar opdracht door de architect gemaakte nadere plannen een nieuwe vergadering van eigenaars uit te schrijven en dat zij de architectkosten nodeloos heeft gemaakt. Dit vormt niet zonder meer een (genoegzame grondslag voor een) vergoedingsplicht van die in opdracht van [X] gemaakte kosten. De suggestie van de kantonrechter in eerste aanleg om [X] de gelegenheid te bieden haar plannen nader te onderbouwen en aan de VvE voor te leggen, brengt niet mee dat de VvE aansprakelijk is voor de kosten die [X] aan die onderbouwing heeft besteed in het geval het bestuur van de VvE geen aanleiding ziet [X] de gelegenheid te bieden om de plannen in een vergadering van eigenaars voor te leggen. Daarnaast kan niet gezegd worden dat de kosten nodeloos zijn gemaakt omdat deze ten behoeve van de verbouwing van [X], die zal worden gerealiseerd, zijn gemaakt. Grief I van [X] faalt dus ook in zoverre.

4.11  Met grief III richt [X] zich tegen de in de beschikking van 3 januari 2012 gegeven beslissing waarbij de proceskosten in eerste aanleg zijn gecompenseerd. [X] meent ten onrechte dat louter vanwege de in eerste aanleg op haar verzoek toegewezen vernietigings- en machtigingsbeslissingen een proceskostenveroordeling ten nadele van de VvE had moeten volgen. Dit laat echter onverlet dat de VvE in eerste aanleg door de vele voor haar negatief besliste geschilpunten grotendeels in het ongelijk is gesteld en als de overwegend in het ongelijk gestelde partij in de proceskostenkosten van de eerste aanleg had moeten worden veroordeeld. Grief III van [X] slaagt daarom en leidt tot een vernietiging van de in de beschikking van 3 januari 2012 gegeven proceskostenbeslissing. De kosten van de eerste aan-leg aan de zijde van [X] zullen alsnog worden vastgesteld op:

– griffierecht      € 71,–, en

voor salaris advocaat overeenkomstig het liquidatietarief:

2 punten x tarief II    € 904,–.

in principaal en incidenteel hoger beroep

4.12  Voor zover [X] verzoekt te worden uitgezonderd van een tegen de VvE uit te spreken proceskostenveroordeling is haar verzoek niet toewijsbaar. De VvE is een rechtsper-soon die de organisatiestructuur van de gemeenschap van appartementseigenaars omvat. Als appartementseigenaar is [X] van rechtswege lid van de VvE en in haar schulden en kos-ten moet [X] bijdragen in de verhouding zoals die binnen de VvE is bepaald.

5.  Slotsom

5.1  In principaal hoger beroep leidt dit alles tot de slotsom dat de grieven van de VvE falen, zowel voor zover zij zijn gericht tegen de in de beschikking van 3 januari 2012 vervatte vernietigingsbeschikking als voor zover zij zijn gericht tegen de daarin vervatte machtigingsbeschikking. De VvE zal in haar hoger beroep tegen die vernietigingsbeschikking niet-ontvankelijk worden verklaard en die machtigingsbeschikking zal worden bekrachtigd.

Als de overwegend in het ongelijk te stellen partij zal de VvE in de proceskostenkosten van het principaal hoger beroep worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van [X] zullen worden vastgesteld op:

– griffierecht      € 291,–, en

voor salaris advocaat overeenkomstig het liquidatietarief:

2 punten x tarief II    € 1.788,–.

5.2  In incidenteel hoger beroep leidt dit alles tot de slotsom dat grief I van [X] faalt, dat haar grief II gedeeltelijk slaagt en dat grief III van [X] slaagt. De beschikking van 3 januari 2012 zal uitvoerbaar bij voorraad worden verklaard. Die beschikking zal verder worden bekrachtigd voor zover onderworpen aan dit hoger beroep, behoudens voor zover daarbij is beslist tot compensatie van de proceskosten in eerste aanleg. De VvE zal worden veroordeeld in de proceskosten van de eerste aanleg, te begroten op € 71,– aan verschotten en € 904,– voor salaris overeenkomstig het liquidatietarief. Nu partijen in incidenteel hoger beroep over en weer op enkele punten in het ongelijk zijn gesteld, zullen de proceskosten van dit beroep worden gecompenseerd.

5.3  Het principaal en incidenteel hoger beroep zullen voor het overige worden verworpen met afwijzing van het meer of anders verzochte. Nu de overige geschilpunten niet tot een ander oordeel kunnen leiden, hoeven zij geen bespreking en beslist het hof als volgt.

6.  De beslissing

Het hof, beschikkende in hoger beroep:

in principaal hoger beroep

verklaart de VvE niet-ontvankelijk in haar hoger beroep van de in de beschikking van 3 januari 2012 van de kantonrechter van de rechtbank Utrecht, locatie Utrecht vervatte vernietigingsbeschikking;

bekrachtigt de in die beschikking vervatte machtigingsbeschikking;

veroordeelt de VvE in de kosten van het principaal hoger beroep, tot aan deze uitspraak aan de zijde van [X] begroot op € 291,– aan verschotten en € 1.788,– voor salaris advocaat overeenkomstig het liquidatietarief;

in incidenteel hoger beroep

verklaart de beschikking van 3 januari 2012 van de kantonrechter van de rechtbank Utrecht, locatie Utrecht, uitvoerbaar bij voorraad;

bekrachtigt die beschikking voor zover onderworpen aan dit hoger beroep, behoudens voor zover daarbij is beslist tot compensatie van de proceskosten in eerste aanleg, vernietigt de beschikking in zoverre en beschikt in zoverre opnieuw;

veroordeelt de VvE in de kosten van de eerste aanleg, tot aan de bestreden uitspraak aan de zijde van [X] begroot op € 71,– aan verschotten en € 904,– voor salaris overeenkomstig het liquidatietarief;

compenseert de kosten van het incidenteel hoger beroep aldus dat iedere partij haar eigen kosten draagt;

in principaal en incidenteel hoger beroep

verklaart dit arrest voor zover het de hierin vermelde proceskostenveroordelingen betreft uitvoerbaar bij voorraad;

verwerpt de beroepen voor het overige en wijst het meer of anders verzochte af.

Deze beschikking is gegeven door mrs. M.G.W.M. Stienissen, Th.C.M. Willemse en I.E. van Wijland-Kalkman, bij afwezigheid van de voorzitter ondertekend door de oudste raadsheer en in tegenwoordigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op 6 november 2012.

Bron: www.rechtspraak.nl

Jochem van den Bosch

Advocaat

030 - 245 19 69